Werknemer of zzp’er? Een belangrijke vraag in de evenementenbranche!

Vrijdag 24 maart jl. was de ontknoping van een lange juridische strijd tussen vakbond FNV en koeriersbedrijf Deliveroo. Het was lange tijd onduidelijk of de koeriers van Deliveroo als zzp’er werkten of in loondienst waren. Aan deze onzekerheid kwam een einde na de uitspraak van de Hoge Raad. Het antwoord was duidelijk: de bezorgers van Deliveroo zijn werkzaam op basis van een arbeidsovereenkomst en dus in loondienst.

Relevantie

Deliveroo is niet het enige bedrijf waar veel zelfstandigen werken die in feite werknemers zijn. Ook in de evenementenbranche wordt veel gewerkt met zzpers. Het is daarbij van belang om helder te hebben of de zzpers toch geen werknemers zijn.

De gevolgen kunnen groot zijn wanneer de zzpers toch als werknemers worden gekwalificeerd. “Werknemers kunnen nu aankloppen voor allerlei achterstallige betalingen. Maar ook de Belastingdienst en UWV kunnen aan de slag met het innen van achterstallige betalingen”, aldus de FNV naar aanleiding van voornoemd arrest van de Hoge Raad.

Verder zorgt het arrest niet voor een geheel nieuwe blik op de vraag hoe een arbeidsovereenkomst moet worden gekwalificeerd. Wel heeft de Hoge Raad in het arrest een duidelijke opsomming gegeven van welke omstandigheden relevant zijn. Bij deze omstandigheden heeft de Hoge Raad ook (voor het eerst) duidelijk genoemd dat de volgende omstandigheden: de inbedding van het werk, het ondernemersrisico en de vraag of degene die de werkzaamheden verricht zich in het economisch verkeer als ondernemer gedraagt of kan gedragen, van belang zijn bij de kwalificatie van de overeenkomst.

Opsomming omstandigheden

Naast voornoemde punten heeft de Hoge Raad in het arrest een opsomming gegeven van omstandigheden, waardoor mogelijk de overeenkomst als arbeidsovereenkomst moet worden gekwalificeerd. In totaal heeft de Hoge Raad de volgende omstandigheden genoemd:

  • de aard en duur van de werkzaamheden;
  • de wijze waarop de werkzaamheden en de werktijden worden bepaald;
  • de inbedding van het werk en degene die de werkzaamheden verricht in de organisatie en de bedrijfsvoering van degene voor wie de werkzaamheden worden verricht;
  • het al dan niet bestaan van een verplichting het werk persoonlijk uit te voeren;
  • de wijze waarop de contractuele regeling van de verhouding van partijen is tot stand gekomen;
  • de wijze waarop de beloning wordt bepaald en waarop deze wordt uitgekeerd;
  • de hoogte van deze beloningen;
  • de vraag of degene die de werkzaamheden verricht daarbij commercieel risico loopt;
  • de vraag of degene die de werkzaamheden verricht zich in het economisch verkeer als ondernemer gedraagt of kan gedragen, bijvoorbeeld bij het verwerven van een reputatie, bij acquisitie, wat betreft fiscale behandeling, en gelet op het aantal opdrachtgevers voor wie hij werkt of heeft gewerkt en de duur waarvoor hij zich doorgaans aan een bepaalde opdrachtgever verbindt.

De Hoge Raad heeft overigens niet benoemd welke omstandigheid doorslaggevend is/zwaarder weegt. De Hoge Raad heeft wel geoordeeld dat: het gewicht dat toekomt aan een contractuele afspraak mede afhangt van de mate waarin dat beding daadwerkelijk betekenis heeft voor de partij die de werkzaamheden verricht.

Een blik op de toekomst

Door de commotie van dit arrest zullen veel organisaties zich (weer) realiseren dat zij mogelijk moeten kijken hoe de werkrelaties binnen hun organisatie zijn vormgegeven. We zien dat voornamelijk bedrijven/sectoren waar veel ZZP’ers werkzaam zijn, waaronder bijvoorbeeld de evenementenbranche, de contracten onder de loep gaan nemen. In de praktijk worden nu vaak overeenkomsten van opdracht gebruikt, terwijl ze op basis van dit arrest en eerdere uitspraken hoogstwaarschijnlijk worden gekwalificeerd als arbeidsovereenkomst. Toch zien we momenteel nog weinig discussie hierover, omdat veel ZZP’ers helemaal geen arbeidsovereenkomst willen hebben. Dat betekent natuurlijk niet dat hier geen risico in schuilt voor de opdrachtgevers.

Daarnaast geldt voor de Belastingdienst dat zij door het handhavingsmoratorium van de wet DBA niet handhaven op schijnconstructies, tenzij er sprake is van kwaadwillendheid. Overigens blijft het risico wel bestaan dat de Belastingdienst, ondanks dit handhavingsmoratorium, bij de “ZZP’er”/werkgever aankloppen, nadat de civiele rechter de overeenkomst van de ZZP’er als arbeidsovereenkomst kwalificeert. Het is voor een opdrachtgever dan ook van belang om dit risico (waaronder eventuele naheffingen van de Belastingdienst en/of UWV) voor zover mogelijk uit te sluiten in de overeenkomst van opdracht.

Het handhavingsmoratorium zal tot uiterlijk 1 januari 2025 blijven bestaan. Al is het de bedoeling van het kabinet om eerder met nieuwe wetgeving te komen. Het kabinet zal na deze uitspraak naar verwachting niet stil blijven zitten. Zo verwijst ook de Hoge Raad in het arrest al naar aangekondigde nieuwe Nederlandse/Europese wetgeving die de huidige problematiek moet gaan oplossen.

Conclusie

Voor veel bedrijven en werkenden in de evenementenbranche zal de uitspraak van de Hoge Raad een grote impact hebben. Laat u goed adviseren!